Prostaat.be

over prostaatkanker, prostatitis en goedaardige vergroting van de prostaat

TNM Stadiëring van Prostaatkanker

Als de diagnose van prostaatkanker wordt gesteld aan de hand van prostaatbiopsies volgt er meestal nog verder onderzoek alvorens er een behandeling wordt voorgesteld. Deze fase noemt men het stadiëren van de ziekte. In Belgie wordt de TNM classificatie gebruikt.

T staat voor tumor. Hierna volgt een getal tussen 1 en 4 waarmee de uitbreiding ten opzichte van het kapsel van de prostaat wordt beschreven.

een T1 tumor is een zeer kleine tumor of een toevalsvondst. Men onderverdeelt nog in T1a, T1b en T1c

T1a: Als men na een TURP in het weggenomen weefsel prostaatkanker vindt spreekt men van een T1-tumor. Als minder dan 5% van dit weefsel prostaatkanker bevat spreekt men van een T1a-tumor.

T1b: als men na een TURP in het weggenomen weefsel prostaatkanker vindt spreekt men van een T1-tumor. Als meer dan 5% van dit weefsel prostaatkanker bevat spreekt men van een T1b-tumor.

T1c: als men een te hoog PSA vindt zonder dat er een tumor te voelen is aan de prostaat of zonder dat er wat te zien is met beeldvorming (echo, CT, NMR) spreekt men van en T1c-prostaattumor. Hierna volgt meestal behandeling voor gelocaliseerde prostaatkanker.

Een T2 tumor bevindt zich in de prostaat zonder het kapsel aan te tasten.

Bij een T3 tumor is er uitbreiding doorheen het kapsel tot buiten de prostaat.

Een T4 tumor groeit in andere organen.

Van stadium 1 tot 3 kan een genezende behandeling gebeuren.
Een T4 tumor kan enkel afgeremd worden. Het bepalen van het T-stadium gebeurt door combinateie van gegevens bekomen door het bevoelen met de vinger van de prostaat, een echografie van de prostaat en in sommige twijfelgevallen met een NMR-scan
N staat voor nodus, een Latijnse naam voor lymfeklier.
In een vroeg stadium zijn de lymfeklieren niet aangetast en spreekt men van N0. Bij aantasting spreekt men van N1 of N2. Als de lymfeklieren zijn aangetast is er ook minder kans op genezing.
Het met zekerheid bepalen van aantasting van deze klieren is, is moeilijk. Men verricht meestal een CT-scan om klieraantasting op te sporen. Men meet op de foto de klieren in de zogenaamde obturatorloge: een lymfeklierstation net naast de prostaat. Indien deze klieren kleiner zijn, in diameter, dan 10 mm worden ze als normaal beschouwd. De enige 100% zekere manier om na te gaan of deze klieren aangetast zijn, is echter microscopisch onderzoek. Bij een klassieke radicale prostatectomie worden de klieren bijna altijd weggenomen. Meestal zijn de klieren immers niet aangetast. Vandaar dat bij een kijkoperatie (laparoscopisch of robot-geassisteerd) van de prostaat, om tijd te besparen, het wegnemen van de klieren meestal wordt overgeslaan.
M staat voor metastasen. Indien het PSA meer dan 10 (over deze grens wordt gediscussieerd) wordt er meestal ook een botscan verricht om uitzaaiing van prostaatkanker in de botten te onderzoeken. Indien dit niet het geval is schrijft men M0. Bij aantasting van de botten heeft een operatie weinig tot geen zin. Soms wordt er dan toch een externe bestraling van de prostaat voorgesteld, vooral bij jonge mensen hoewel er weinig aanwijzingen zijn dat dit effectief helpt. Het heeft immers weinig zin ter hoogte van de prostaat een lokale therapie te verrichten als in het bot de tumor verder kan groeien. In dit geval wordt dan ook bijna altijd voor een hormonale behandeling geopteerd.